Hoe verloopt de tweetalige ontwikkeling?
De tweetalige ontwikkeling is afhankelijk van de hoeveelheid aanbod in de tweede taal. Wordt deze taal veel gesproken in de omgeving van het kind? Bijvoorbeeld door de familie, de oppas of op het kinderdagverblijf of de peuterspeelzaal?
Daarnaast hangt het af van de taalgevoeligheid en wat het nut is voor het kind om de tweede taal te spreken. Wanneer het beste vriendje of vriendinnetje van je kind bijvoorbeeld Friestalig is, wordt het voor je zoon of dochter interessanter om die taal te leren. Verder zien we vaak het volgende:
► De ontwikkeling van de 2e taal verloopt bij kinderen die thuis Nederlandstalig worden opgevoed over het algemeen wat langzamer dan de ontwikkeling van het Nederlands bij een kind dat Friestalig of anderstalig wordt opgevoed.
► Op de (tweetalige) peuterspeelzaal wordt de basis gelegd voor de ontwikkeling van het Fries als tweede taal: verstaan, zingen, een aantal woorden wordt eigen gemaakt.
► Actief gebruik van de 2e taal (Fries, soms ook Engels) begint vaak tegen het einde van groep1 / begin groep 2. Dit gebeurt wanneer de school dit voldoende stimuleert.
►Als de beide talen in verschillende domeinen worden aangeleerd, overlappen de woordenschatten elkaar nog niet helemaal. Zo kan het kind verschillende associaties hebben bij woorden die hetzelfde betekenen. “Bôle-ite” op het kinderdagverblijf is wat anders dan thuis “een boterham eten”. Rond het 7e jaar zullen de woordenschatten in beide talen elkaar al veel meer overlappen.
► Het kind gebruikt de talen niet onbewust maar juist bewust; het kind vertaalt vaker losse woorden van de ene taal naar de andere.
► Als het kind naar een twee-of drietalige school gaat, beheerst het de tweede taal / Fries aan het eind van de basisschool even goed als de Friestalige klasgenootjes.
|