Anderstalige thuissituatie
1

Het verstaan van het Nederlands

Kinderen met een andere thuistaal kunnen vaak heel snel Nederlands verstaan. Ook als er thuis helemaal geen Nederlands wordt gesproken. Ze krijgen via de omgeving (televisie, kinderopvang) ongemerkt vrij veel van de Nederlandse taal mee. Bovendien zijn jonge kinderen heel taalgevoelig en communiceren ze grotendeels nog non-verbaal. Dit wil zeggen dat ze uit mimiek, toon, context en handelingen de betekenis van een woord of zin opmaken. Wil je je kind naast de thuistaal en het Nederlands nog een derde taal meegeven? Bijvoorbeeld het Limburgs of Duits? Ook dat hoeft geen probleem te zijn. Lees meer over: een praktijkvoorbeeld drietalige opvoeding: Opvoeden in drie talen, hoe pak je dat aan?

2
3
4
5

Volledig tweetalig

In groep 1 en 2 is de (actieve) woordenschat in de moedertaal vaak nog net wat groter dan die in het Nederlands. Dit kan een vertekend beeld geven bij toetsen. Ook lukt het anderstalige kinderen soms nog niet goed om “op commando” Nederlands te spreken en om woordjes uit hun eigen taal te vertalen in het Nederlands (of andersom). Je gebruikt dan twee talen tegelijk en dat is voor kleuters nog moeilijk. Vanaf groep 3 zal je kind zich deze vaardigheden snel eigen maken. Vanaf groep 5 of 6 zal de beheersing van het Nederlands meestal net zo goed zijn als de beheersing van de moedertaal. De ontwikkeling van beide talen loopt vaak gelijk op. Blijf dus zorgen voor veel interactie met je kind in de moedertaal. Daag hem/haar daarbij uit door steeds nieuwe woorden en begrippen te gebruiken.

6
7