De tweetalige ontwikkeling in situaties waar één ouder Limburgs tegen de kinderen spreekt, en de ander Nederlands.
Hebben de ouders beide een andere moedertaal? Dan is het prachtig om beide talen door te geven aan de kinderen. In tweetalige situaties is het belangrijk dat beide talen ook buitenshuis voldoende aan bod komen. Kies daarom een kinderdagverblijf, peuterspeelzaal of basisschool met een bewust tweetalig beleid. In Limburg zijn er nog niet zo veel te vinden, maar jullie kunnen je behoefte wel kenbaar maken bij het kinderdagverblijf. Formeel is het gebruik van het Limburgs toegestaan.
Zo rond de eerste verjaardag zeggen de meeste kinderen hun eerste woordjes. Sommige kinderen die van huis uit twee talen meekrijgen zijn daar net iets later mee. Ze hebben soms wat tijd nodig om te ontdekken welk woord bij welke taal hoort. Deze vertraging is tijdelijk, wordt snel ingehaald en heeft op de lange termijn geen effect.
Het kind krijgt thuis en op de kinderopvang Limburgs en Nederlands te horen. De peuter gebruikt zelf ook woorden uit beide talen. Maar andere kinderen met eenzelfde (tweetalige) achtergrond spreken in het begin amper Limburgs. Dat betekent niet dat zij het Limburgs niet goed verstaan. Mam of de peuterleidster hoeven dus niet over te schakelen op het Nederlands als het kind even geen antwoord geeft op hun vraag. Gewoon herhalen in het Limburgs, of met andere woorden omschrijven, is het advies.
Sommige van huis uit tweetalige kinderen kunnen de talen aardig uit elkaar houden wanneer zij ongeveer 3 jaar zijn. Anderen zitten langer in de tussentaalfase, waarin ze de talen door elkaar gebruiken. Soms schuilt hier een logica in. Een kind zegt altijd “tuin” en nooit “gaad” omdat dat woord bij papa hoort: hij is de Nederlandstalige ouder en hij werkt het meeste in de tuin. Deze fase duurt bij tweetalige kinderen tot een jaar of 6.
Het wisselen van taal kan ook een sociale reden hebben, bijvoorbeeld in een rollenspel of om een relatie aan te duiden. Dat heet dan code-switching. Zo spreken tweetalige leeftijdsgenootjes normaliter Limburgs tegen Zjuulke, maar bij het doktertje spelen stappen ze over op het Nederlands.
Bekijk deze video voor een voorbeeld van tussentaal: Tuskentaal en deze voor een voorbeeld van code-switching: Codeswitching-juf-en-rollenspel. Zie je het verschil?
Praat je zelf Limburgs tegen jouw peuter, maar hij of zij spreekt (vooral) Nederlands tegen jou? Dit speelt wel vaker bij tweetalige gezinnen. Misschien is het aanbod van het Nederlands toch sterker. De volgende tips kunnen helpen:
In groep 1 en 2 kunnen de meeste kinderen beide talen goed spreken. Maar “op commando” overschakelen van de ene op de andere taal lukt niet altijd. Dat geldt ook voor het vertalen van Limburgse woorden in het Nederlands (of andersom). Dan gebruik je twee talen tegelijk en dat is voor kleuters nog moeilijk.
Kinderen maken zich deze vaardigheden nu snel eigen. In groep 3 zullen zij evengoed op toetsen scoren als hun Nederlandstalige klasgenootjes. Soms maken ze dan nog kleine (grammaticale) foutjes maar met hulp van juf of meester verdwijnen die langzamerhand ook.
Bij de meeste kinderen is er sprake van een normale ontwikkeling. Er zijn ook kinderen die meer moeite hebben met taal. Gaan jullie naar een logopedist? Kies er dan eentje uit die goed bekend is met meertaligheid.
Hieronder vind je een aantal interessante artikelen over spraak/taalproblematiek en meertaligheid uit de Vraagbaken Meertaligheid van Oudersonline: